Marjolein van Oenen

"In de periode augustus-november was ik op een tiental scholen met besturen, directies, leerteams, werkgroepen en leerkrachten in gesprek over leesonderwijs. Ik verzorgde bijeenkomsten, trainingen en bezocht lessen. " Marjolein van Oenen, netwerkpartner van KPC Groep, deelt haar waarnemingen over het verbeteren van begrijpend leesonderwijs.

Door Marjolein van Oenen

Met het recent verschenen advies van de Onderwijsraad 'Taal en rekenen in het vizier' en het Masterplan basisvaardigheden van minister Wiersma zou het onderwijs in taal en rekenen versterkt moeten worden.

Dat zou je zeggen.

Langdurige en aanhoudende focus op de einddoelen in de vorm van toetsing en toezicht, taal en rekenen verankeren in andere vakgebieden, meer aandacht voor vakinhoudelijke en vakdidactische vaardigheden van leerkrachten, het opzetten van basisteams en wetenschappelijke kennis de scholen in. Dit  zijn de onderwerpen die met stevige en ferme taal worden neergezet in publicaties en kamerbrieven.

Hamvraag: gaat deze benadering doorbraken opleveren?

In de periode augustus-november was ik op een tiental scholen met besturen, directies, leerteams, werkgroepen en leerkrachten in gesprek over leesonderwijs. Ik verzorgde bijeenkomsten, trainingen en bezocht lessen. Door alle activiteiten binnen de scholen heb ik een duidelijke lijn kunnen constateren als het gaat over de wensen en behoeften rondom het verzorgen van goed taalleesonderwijs. Ongeacht ligging van de school, populatie/schoolweging en ervaring binnen het team is het beeld in grote lijnen overal hetzelfde. Het is tijd om de balans op te maken.   

  • Begrijpend leesonderwijs verbeteren: er is geen heilige graal

Op alle scholen waar ik kom wordt het verzorgen van goed begrijpend leesonderwijs als complex ervaren. Dat is ook niet zo gek. Begrijpend lezen is op zichzelf een complexe vaardigheid met heel veel beïnvloedende factoren. Begrijpend lezen heeft alles te maken met taal en (voor)kennis en iedere lezer heeft daarin zijn eigen unieke kenmerken en vaardigheden. Er is volgens Vernooij (2022) geen gebied binnen de sociale wetenschappen dat zo vaak onderzocht is als begrijpend lezen en nog steeds is er geen volledig beeld van hoe het beste onderwijs in begrijpend lezen gegeven kan worden. Het resultaat van al het onderzoek is dat er over de loop der jaren ook veel verschillende en uiteenlopende aanpakken en methoden zijn ontwikkeld.

De laatste 10 jaar zijn de resultaten op het gebied van begrijpend lezen gedaald. De paradox is dat er tal van adviesrapporten zijn uitgebracht en platformen in het leven zijn geroepen. Je hoeft internet maar te openen en de adviesraden, kennistafels, websites, publicaties en methoden vliegen je om de oren. Hoeveel van die websites en initiatieven moeten er ten koste van een hoop tijd en geld nog bij? Want hoewel in grote lijnen er voor de geoefende lezer wel algemeenheden zijn te ontdekken blijkt het toch best een lastig karwei om uit de wirwar aan informatie als school de juiste lijn te kiezen en te weten waar je dan begint. En dat is het moment waarop (mijn) externe hulp wordt gevraagd. Het is dus niet zozeer het ontbreken van focus op taal maar  veel meer het niet wéten hoe je die focus op basis van kennis dan precies legt passend binnen de context en visie van de eigen school.

  • Geef leerkrachten tijd om te oefenen en de kwaliteit van instructie gaat omhoog

In lijn met weten hoe je het begrijpend leesonderwijs kunt versterken volgt het implementeren en oefenen van nieuwe vaardigheden. De complexiteit van het onderwijs in begrijpend lezen wordt erkend maar het feit dat daarmee de vakinhoudelijke en vakdidactische vaardigheden aandacht vragen wordt nog altijd onderschat. Leerkrachten willen graag! En snel! Het liefst hebben zij morgen het gouden ei gevonden om toe te passen in hun klas waarbij alle leerlingen in hun onderwijsbehoeften kunnen worden voorzien. Maar voor begrijpend lezen is dat een mission impossible. Het werken aan goed begrijpend leesonderwijs is voor de leerkracht een proces van uitproberen, oefenen, vallen en opstaan en vooral samen leren. Oude patronen moeten worden doorbroken en nieuwe kennis moet worden opgedaan. Ook over het eigen leesgedrag en de processen die zich onbewust afspelen in het lezende en denkende brein. Dat vraagt tijd en aan die tijd ontbreekt het veelal. Een veel gehoorde opmerking tijdens de momenten dat ik leerkrachten vraag rijke teksten te zoeken en daar hun lessen bij voor te bereiden is dat er geen voorbereidingstijd is. Wanneer de focus ligt op leesonderwijs dan is het zaak dat leerkrachten zich gesteund en gefaciliteerd voelen om onderwijs voor te bereiden en daarin stappen te zetten. Prachtig dat de Onderwijsraad aangeeft dat men tijd moet vrijmaken voor professionalisering. In mijn ogen is het een open deur en tegelijkertijd de grootste belemmering om effectieve instructies te leren geven. Door een gebrek aan tijd en de vele taken die leerkrachten op hun bordje hebben gekregen blijven zij terugvallen op het klakkeloos volgen van de handleiding van de methode. Terwijl uit onderzoek steeds weer blijkt dat voor goed onderwijs in begrijpend lezen de leerkracht boven de methode uit moet kunnen stijgen. Dus het is een utopie te denken dat je bij het gebruiken van een methode automatisch het lek boven hebt.  Zolang het aantal leraren te laag is (lerarentekort) en het aantal taken te hoog zal er geen tijd vrij gemaakt kunnen worden om een verbeterslag te slaan. En dat heeft bovendien nog iets anders tot gevolg:

  • Leerkrachten hebben het vertrouwen in eigen kunnen verloren

Onderwijs wordt door de overheid gezien als duizend-dingen-doekje. Met geld leren omgaan, gezonder eten, bewegen stimuleren, levensgeluk vergroten en ga zo maar door. Leerkrachten krijgen het allemaal op hun bordje. Samen met de golfbewegingen aan onderwijsvernieuwingen en het al eerdergenoemde lerarentekort lijkt het erop dat leerkrachten door beleidsmakers, ministers en experts als een soort marionetten van links naar rechts worden getrokken. Het ontbreken van eigenaarschap en autonomie bederft het werkplezier en de betrokkenheid. En leerkrachten die al meerdere golfbewegingen hebben meegemaakt zijn niet meer gemotiveerd om aan wéér een nieuwe aanpak te beginnen. Zij zijn het verleerd om eigen kennis en kunde te ontwikkelen en op basis daarvan hun keuzes voor het onderwijs te maken. Wanneer die kennis tijdens een training of bijeenkomst wordt aangereikt en leerkrachten weer het idee krijgen dat zij degene zijn die het verschil maken en daar tijd voor krijgen merk ik dat er motivatie en vertrouwen loskomt om gezamenlijk de schouders eronder te zetten. Niet omdat van boven wordt bepaald dat meer focus voor taal en rekenen nodig is maar omdat de leraren zelf weer het heft in eigen handen mogen nemen.

Stortvloed aan ‘moetjes’

Terug naar de adviezen. Ik kon mij bij het lezen daarvan niet geheel aan de indruk onttrekken dat er wel heel veel moet van de Onderwijsraad. In de korte samenvatting van advies en aanbevelingen (686 woorden) kom ik 10 keer het woord moet(en) tegen. En als je zou denken dat deze adviezen leiden tot concrete aanbevelingen voor de leerkracht, dan kom je bedrogen uit. Zij moeten blijvend professionaliseren, hun vakinhoudelijke kennis en vakdidactische vaardigheden moeten beter, hun eigen vaardigheden moeten worden verbeterd én getoetst en de kwaliteit van het onderwijs moet frequenter worden gemeten. Taal en rekenen moet in andere vakgebieden terugkomen, en dat moet betekenisvol.

Geloof en vertrouwen

Wat ik me afvraag is of het nu echt nodig is om vanuit deze benaderingen weer een lijstje met ‘moetjes’ over het onderwijsveld uit te strooien. Ik maak op alle scholen waar ik kom uitsluitend zeer betrokken en bevlogen leerkrachten mee die allemaal al de focus op taal en rekenen hebben. Of het nu kleine groepjes leerteams, ontwikkelgroepen en werkgroepen zijn of complete schoolteams; zij raken snel geïnspireerd en gemotiveerd wanneer zij de kennis tot zich kunnen nemen. Zij willen de best mogelijke lessen geven en hoeven niet vanuit de overheid of de Onderwijsraad te horen wat zij allemaal moeten. Moeten zij dan van de Onderwijsraad vernemen dat zij zich moeten professionaliseren en hun eigen kennis moet worden getoetst? Neen!

Wat zij willen horen is dat de overheid in hen gelooft. Dat de overheid er vertrouwen in heeft dat leraren vanuit hun professionele houding effectief onderwijs willen en kunnen ontwikkelen en dat hen de tijd en gelegenheid gegeven wordt om hiermee aan de slag te gaan. Dan mag de minister zich vooral gaan bezighouden met het oplossen van het lerarentekort.

Ben jij voor jouw school ook op zoek naar focus en samenhang van kennis over leesonderwijs? Graag ga ik met je in gesprek:  m.vanoenen@kpcgroep.nl