De financiering voor studenten met een functiebeperking moet op de schop. Deze jongeren zijn recent de dupe geworden van veranderende regelgeving voor zorg en onderwijs, vinden de organisaties Wiel & Deal, Wij staan Op!, Landelijke Studentenvakbond (LSVb), Hoezo Anders? en Ieder(in). Zij overhandigden op 11 oktober aan de Tweede Kamer een petitie over de (financiële) problemen die er spelen onder studenten met een functiebeperking. Hoe groot zijn de obstakels die deze jongeren moeten overwinnen? En wat moet er allemaal veranderen?
Expertisecentrum handicap + studie laat in dit voorbeeld op de website zien dat de studieschuld van een student met een functiebeperking vanwege studievertraging zomaar op kan lopen tot wel 50.000 euro. Met bijvoorbeeld de individuele studietoeslag die de jongeren bij gemeenten kunnen aanvragen, of dankzij voorzieningen van de onderwijsinstelling of Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) kan deze schuld nog wat worden teruggebracht. Toch blijft er onder de streep een schuld over van tienduizenden euro’s, berekent het expertisecentrum.
Lenen is geen optie
Een groot probleem? Ja, vindt Maaike Kersten (27) van Stichting Wiel & Deal, want na je studie moet het geleende bedrag weer terugbetaald worden. “DUO bepaalt het bedrag dat je moet terugbetalen aan de hand van je inkomen”, zegt Kersten. “Maar je uitgaven als gevolg van je handicap zijn veel hoger vergeleken met andere personen en daar houdt DUO geen rekening mee. Dus je zult hoe dan ook in de financiële problemen komen als je je lening moet terugbetalen. Lenen is daarom geen optie voor de studenten met een functiebeperking. Daar komt bij dat de jongeren vaak moeite hebben met het vinden van een baan.”
Kersten zit zelf door een ernstige lichamelijke beperking in een rolstoel en rondde in 2013 haar opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening in Groningen af. Zij kwam destijds nog in aanmerking voor een Wajong-uitkering. De nieuwe groep studenten met een beperking valt onder de Participatiewet en komt niet meer in aanmerking voor een uitkering als zij kunnen werken.
Sinds 1 januari 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor mensen met een functiebeperking die in staat zijn te werken. Studenten kunnen bij de gemeente waar ze staan ingeschreven een studietoeslag aanvragen. NRC Handelsblad toonde in de zomer van 2015 aan dat de hoogte van deze studietoeslag tussen gemeenten enorm varieert. Studenten uit Lisse, Noordwijk en Amsterdam krijgen maximaal 340 euro per maand, studenten uit Leeuwarden maximaal 42 euro – bijna acht keer zo weinig. Tot en met 2014 gold een landelijke uniforme toeslag van maximaal 340 euro per maand. Dit is niet de enige financiële tegevaller die de studenten voor de kiezen kregen. Het eigen risico steeg tot 385 euro in 2016 en ook de eigen bijdrage voor medicijnen ging omhoog.
De invoering van het leenstelsel, de verlaging van de studietoeslag en de stijgende zorgkosten; voor Wiel & Deal is de maat vol. “Studeren is financieel echt onmogelijk geworden”, zegt Kersten. “Dit kan zo niet langer. Alles pakt zo negatief uit voor de groep jongeren met een beperking dat we actie gaan ondernemen.”
Meer hulp
In de petitie die Wiel & Deal samen met andere organisaties aanbood aan de Tweede Kamer staat dat jongeren met een functiebeperking iedere maand 350 euro meer uitgeven dan jongeren zonder functiebeperking. “De kosten stijgen, terwijl de vergoedingen dalen”, ziet Kersten. Ze wil dat de financiële ondersteuning verbeterd wordt. Dit kan in haar ogen door een aparte financiering op te zetten, waardoor studenten met een functiebeperking dezelfde inkomsten en kosten hebben als studenten zonder beperking en geen studieschuld opbouwen.
De meest voor de hand liggende organisatie die dit moet uitvoeren is DUO. Kersten zou bovendien graag zien dat DUO ook hulp levert op andere gebieden, bijvoorbeeld bij aanpassingen van de studentenkamer. “Het is niet handig als de jongeren weer naar een ander loket moeten als ze aanpassingen in hun kamer moeten regelen. Er moet iemand zijn die hen ondersteunt om hun weg te vinden. Dan kunnen ze hun tijd en energie weer besteden aan hun studie, aan het integreren in het studentenleven. Dat is wat er moet gebeuren.”
Nieuwe drempels
De financiële positie van deze groep jongeren is niet het enige wat de studenten zorgen baart. Uit een rapport van Centrum Hoger Onderwijs Informatie (CHOI) blijkt dat bachelorstudenten met een beperking maar matig tevreden zijn over de wijze waarop zij gefaciliteerd en begeleid worden in hun studie. De onvrede bij masterstudenten blijkt zelfs nog groter. Zij zijn duidelijk kritischer in hun oordeel dan bachelorstudenten. De ontevredenheid valt samen met de toepassing van de ‘harde knip’, oftewel de striktere scheiding tussen de bachelor- en masterfase (ingevoerd in studiejaar 2012/2013, red). Studenten moeten hun bacheloropleiding volledig afronden voordat ze aan de masteropleiding mogen beginnen. Het lijkt er volgens CHOI op dat hierdoor nieuwe drempels voor studenten met een functiebeperking zijn ontstaan.
Zowel studenten in het hbo als wo zijn in 2016 minder tevreden over faciliteiten en aangepaste regelingen dan een jaar eerder. De informatievoorziening over wat er mogelijk is, is het grootste knelpunt. Van de grote Hogescholen krijgen InHolland en Hogeschool van Amsterdam de laagste beoordelingen, Windesheim en Avans de beste. Van de grote universiteiten is de laagste score in zowel de bachelor als de masterfase voor de Universiteit van Amsterdam (UvA). Wageningen University krijgt de beste beoordelingen.
Mager zesje
Volgens Marian de Groot, directeur van expertisecentrum handicap + studie, kunnen hoger onderwijsinstellingen nog enorm veel winst boeken op het gebied van informatievoorziening en voorlichting. Ze ziet in het rapport van CHOI dat het begrip van docenten weliswaar is toegenomen, maar dat hun deskundigheid met een mager zesje beoordeeld wordt. “Als docenten niet goed weten wat ze moeten doen en naar wie ze moeten doorverwijzen dan laten ze in feite een jongere bungelen", stelt De Groot.
De Groot denkt dat de meeste onderwijsinstellingen hun nek niet uit durven steken voor jongeren met een beperking of er geld aan willen uitgeven. “Je moet ook eerlijk zijn: het is niet makkelijk om deze jongeren op een goede manier te helpen. Immers, het vraagt inzet en kennis op alle niveaus van de instelling. Sinds we weten dat de Participatiewet eraan zat te komen proberen we de onderwijsinstellingen erop te wijzen dat het belangrijk is om jongeren met een beperking goed op de arbeidsmarkt te brengen. Dat betekent dat de instellingen soms iets extra’s moeten doen, bijvoorbeeld door extra hulp te bieden bij het vinden van een stageplaats. Of door hulp te bieden bij het netwerken, want je krijgt vaak werk via je netwerk.”
De Groot staat niet achter de uitspraak van Kersten dat studeren voor jongeren met een beperking onmogelijk is geworden. Want, zo zegt ze, er zijn nu jongeren met een beperking die wél studeren. Wel vindt ze dat deze groep veel meer aandacht mag krijgen. “Het lastige met de Participatiewet is dat de volledige aandacht gaat naar Wajongers en jongeren in de Wet sociale werkvoorziening (Wsw, red). Ook de jongeren die hier buiten vallen, hebben aandacht nodig. Ik snap wel dat er mensen zijn die het nog moeilijker hebben, maar ook anderen mogen niet aan hun lot worden overgelaten. Dat gebeurt op dit moment wel en dat doet pijn.”
© Nationale Onderwijsgids / Frank Molema