Normal_021118-ijplein-mw_moorman-tff_4064

De agenda van wethouder Marjolein Moorman zit behoorlijk vol. Dat is ook niet gek, met zo’n portefeuille. Als wethouder Onderwijs, jeugd(zorg) en armoedebestrijding van Amsterdam vragen veel actuele onderwerpen haar aandacht: van de hoge inflatie en energiekosten tot de financieringsproblemen van de jeugdzorg en het aanhoudende lerarentekort. Moorman zet haar strijd voor gelijke kansen onvermoeibaar en optimistisch voort. We spreken haar over het nieuwe Onderwijskennis Netwerk Amsterdam (ONA).

Eigenlijk stond het interview met Marjolein Moorman al vóór de zomer op de planning. Het nieuwe coalitieakkoord van de gemeente Amsterdam was net gepresenteerd. Als lijsttrekker van de grootste partij drukte Moorman een grote stempel op dat akkoord. Er werd in maart 2022 zelfs gesproken van het ‘Moorman-effect’; de wethouder zou de voornaamste reden zijn dat de PvdA na jaren weer de grootste partij werd in de hoofdstad.

De interviewafspraak werd dus een paar keer verschoven, vanwege de agenda van de interviewer, het zomerreces en een spoedoverleg dat tussendoor kwam. In de zomer zat Moorman allesbehalve stil: ze verdiepte zich in een nieuwe portefeuille (jeugdzorg), ging op vakantie naar de Verenigde Staten en lag ook nog in het ziekenhuis vanwege een blindedarmontsteking

Gelijke kansen

Tussendoor stond ze aan de basis van het Onderwijskennis Netwerk Amsterdam (ONA), dat begin september officieel gelanceerd werd. “Maar we zijn er al zeker een jaar mee bezig”, licht Moorman toe. “ONA is een samenwerking tussen schoolbesturen, onderwijsprofessionals, wetenschappers en de gemeente, met als doel: het Amsterdamse basisonderwijs duurzaam verbeteren en innoveren door gebruik te maken van gefundeerde kennis.” De wetenschappers zijn verbonden aan de Vrije Universiteit, de Universiteit van Amsterdam en Universiteit Maastricht. Die laatste twee vormen samen Education Lab NL.

Waarom het netwerk nodig is? “We willen dat ieder kind goed onderwijs krijgt”, zegt Moorman. “Dat moet niet afhankelijk zijn van waar een kind naar school gaat, of waar het opgroeit. Ik denk dat weinig mensen in Nederland het hiermee oneens zijn. Maar in de praktijk is dat nog verre van gerealiseerd. Er zijn grote verschillen tussen de kansen die kinderen hebben. In het onderwijs worden die kansen ook nog eens vaker vergroot dan verkleind.” Ook in Amsterdam. Misschien wel vooral in Amsterdam.

Uitdagingen in Amsterdam

De stad kampt met twee grote uitdagingen, staat in het plan voor het Onderwijskennis Netwerk. Ten eerste is er sprake van dalende prestaties, teruglopende kansen en toenemende laaggeletterdheid, met name bij leerlingen met laagopgeleide ouders. De coronacrisis heeft dit versterkt.

Daarnaast is er een kwalitatief en kwantitatief tekort aan leraren en schoolleiders, vooral op scholen in Amsterdam-Noord, Nieuw-West en Zuidoost. Scholen proberen dat tekort binnen de perken te houden met creatieve oplossingen, zoals een vierdaagse schoolweek, de inzet van onbevoegden of grotere klassen.

Mentorscholen

“Maar dat zijn allemaal geen duurzame, structurele oplossingen”, vindt Moorman. “Met ONA willen we die wel gaan vinden. En basisscholen ondersteunen om deze problemen effectief aan te pakken.” ONA bestaat uit drie elementen: kenniscultuur, kennisbenutting en kenniscreatie. “Van welke aanpakken is al wetenschappelijk bewezen dat ze werken? En welk onderzoek is nog nodig om die specifieke Amsterdamse problemen aan te pakken? We combineren kennis uit de wetenschap en de praktijk, maken gebruik van ‘best practices’ en onderzoeken uit binnen- en buitenland.”

Daarbij is het idee dat scholen ook van elkaar leren. “Als school raak je het meest geïnspireerd door andere scholen. Daarom bouwen we een netwerk op van scholen die de rol van mentor vervullen.” Dat zijn de ONA-onderzoeksscholen: die hebben laten zien dat ze excellent onderwijs kunnen bieden en werken al met gefundeerde kennis. “Deze scholen en leraren denken mee met een vraag van een andere school. Bijvoorbeeld wanneer een school het begrijpend leesonderwijs wil verbeteren. Op die manier kunnen we de kwaliteitsverschillen in het Amsterdamse basisonderwijs verkleinen.”

Verschillen tussen wijken

Want hoewel Amsterdam volgens Moorman minder gesegregeerd is dan andere wereldsteden als Londen en Parijs, is er wel degelijk sprake van grote verschillen tussen basisscholen. De problemen concentreren zich in Noord, Zuidoost en Nieuw-West, maar, benadrukt ze, het beperkt zich niet tot die wijken. “In Amsterdam durven we ongelijk te behandelen om gelijkheid te bevorderen”, vervolgt Moorman. “Daarom investeren we daar waar dit het hardst nodig is. De scholen waar het wel goed gaat, spelen een belangrijke rol als mentorscholen.”

Die ONA-onderzoeksscholen krijgen uitgebreide ondersteuning, zoals de training ‘Wat werkt?’ en ‘Hoe begeleid ik andere scholen?’. Daarnaast worden ze begeleid bij de verdere ontwikkeling van de eigen school. Hiervoor werken ze samen met wetenschappelijk onderzoekers aan de ontwikkeling van het schoolbeleid en activiteiten om de school te verbeteren.

Overbelasting voorkomen

Zorgt dat dan niet juist voor nog meer werkdruk voor deze mentorscholen? Daar wordt rekening mee gehouden, volgens Moorman. De ONA-onderzoeksscholen krijgen compensatie in de vorm van 1 fte per school per jaar. Hierdoor kunnen ze personeel vrij roosteren. Daarnaast is het aantal trainingen en andere kennisdelingsactiviteiten dat een ONA-onderzoeksschool per jaar doet beperkt. “We kijken samen met de school wat haalbaar en mogelijk is, om overbelasting te voorkomen.”.

Naast deze uitwisseling van kennis omvat ONA nog veel meer onderdelen. Zo is er een – grotendeels gratis – aanbod van lezingen en inspiratiesessies ontwikkeld voor Amsterdamse leraren, schoolleiders en bestuurders.

Verder komt er een voor iedereen toegankelijke databank met de nieuwste bewezen effectieve interventies, gesprekken met schoolleiders, een besloten LinkedIn-groep en zogeheten co-creatie-labs. Dat zijn ontmoetingsplekken waar onderzoekers en mensen uit de onderwijspraktijk samen onderzoek doen. Bijvoorbeeld naar de effecten van extra beloning van leraren op achterstandsscholen in Amsterdam. Ook worden effectieve interventies uit het buitenland in het klein getest, zoals het type begeleiding van startende leraren.

Solidariteit bij scholen

Amsterdam is best uniek in de onderwijsaanpak, denkt Moorman. “In principe is de opdracht van een gemeente op het gebied van onderwijs beperkt. We moeten huisvesting bieden voor scholen, leerlingenvervoer regelen en middelen aanbieden om onderwijsachterstanden tegen te gaan. Maar daar houdt het eigenlijk wel op. In Amsterdam willen we meer doen. Als gemeentebestuur, maar ik zie die solidariteit ook bij de scholen. We hebben hetzelfde doel: leerlingen vooruithelpen. Als het goed gaat op jouw school, hoe mooi is het om een andere school dan te helpen en inspireren?”

Uiteindelijk hoopt Moorman dat ONA ook als voorbeeld kan dienen voor andere regio’s en onderwijssectoren. “We moeten van elkaar leren wat werkt. Ik zou iedereen dan ook willen uitnodigen om kennis te delen. Binnen een stad, maar ook daarbuiten. Laten we verder kijken dan de eigen schoolmuren.”

Door: Nationale Onderwijsgids / Bente Schreurs