Het experiment met beurspromovendi in Groningen

Aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) werken twee soorten promovendi: werknemerpromovendi, in dienst van de universiteit, en beurspromovendi, die een beurs krijgen en als student gelden – met alle arbeidsrechtelijke nadelen van dien. Beurspromovendus Jitske Sijbrandij vindt die ongelijke situatie onrechtvaardig. “Mijn bruto-inkomen is vijftienduizend euro lager.”

Op de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) hingen recent posters met een vreemde vacaturetekst. Volgens de poster zoekt de RUG mensen met een masterdiploma en een excellente academische staat van dienst die graag twintig- tot dertigduizend euro minder willen verdienen tijdens hun PhD-traject dan directe collega’s die hetzelfde werk doen, die liever als ‘student’ betiteld willen worden dan als ‘werknemer’, die geen pensioen willen opbouwen en minder kans willen maken op een hypotheek, en die graag veel tijd kwijt zijn aan bureaucratie. Deze vacature met bijzonder onaantrekkelijke arbeidsvoorwaarden was een ludieke protestactie van Groningse promovendi tegen de voortzetting van het experiment met zogenaamde ‘beurspromovendi’ (ook wel ‘bursalen’ of ‘promotiestudenten’ genoemd) dat sinds 2016 gaande is aan de RUG. Dat experiment met een nieuw type promovendus dat niet in dienst komt van de universiteit werd eind 2015 in het Besluit experiment promotieonderwijs gestart door het ministerie van onderwijs, cultuur en wetenschap, met als voornaamste doel het creëren van meer promotieplaatsen. 
 

Kritiek en (mogelijke) rechtszaken

In eerste instantie deed ook de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) mee, maar bij die universiteit werden slechts vijftien beurspromovendi aangesteld, een schijntje vergeleken bij de 850 beurspromovendi die in Groningen begonnen. Bij de tweede ronde van het experiment, die dit jaar zal starten, haakte de EUR af. De RUG vroeg als enige universiteit 650 nieuwe plekken aan en gaat daarmee in tegen een grote groep Groningse beurspromovendi en het Promovendi Netwerk Nederland, die willen dat het experiment wordt stopgezet. De critici brachten daartoe begin februari Het Manifest ter verbetering van de positie van de promotiestudenten naar buiten, dat ook gesteund wordt door vakbonden, studentenorganisaties LSVb en ISO en WOinActie en dat getekend werd door meer dan tweehonderd Groningse beurspromovendi en meer dan zeshonderd sympathisanten. De belangrijkste kritiek: het grote verschil in beloning en arbeidsvoorwaarden tussen beurspromovendi en werknemerpromovendi is, aangezien ze nagenoeg hetzelfde werk doen, onrechtvaardig en onhoudbaar. Eén rechtszaak van Groningse beurspromovendi loopt al. Ook onderwijsminister Ingrid van Engelshoven waarschuwde dat de rechter alsnog zou kunnen beslissen dat beurspromovendi wel degelijk werknemers zijn, met bijbehorende rechten, zoals de Hoge Raad in 2006 besliste over een eerder bursalen-experiment aan de Universiteit van Amsterdam. 
 

Bureaucratisch verhaal

Promotiestudent Jitske Sijbrandij is een van de kritische beurspromovendi aan de RUG. Zij promoveert aan de Faculteit Medische Wetenschappen (UMCG) van de RUG op een onderzoek naar methodologische uitdagingen in publieke gezondheid en epidemiologie. Dit betekent dat zij test welke statistische methodes het meest geschikt zijn om subgroepen te identificeren binnen een grote dataset op het gebied van de ontwikkeling van adolescenten en jong-volwassenen. Sijbrandij begon in 2017 met haar promotietraject, zonder precies te weten wat haar status als beurspromovendus inhield. Zoals veel mensen buiten Groningen wist ze niet dat er een experiment gaande was. In de vacaturetekst waarop zij reageerde stond ook niet expliciet dat het om een bursalenfunctie ging, laat staan dat er zo helder als op de protestposter werd uitgelegd hoe nadelig die positie is. Beurspromovendi aan de RUG zijn namelijk ‘fictieve werknemers’: de RUG houdt wel loonbelasting en sociale premies in, maar beurspromovendi hebben geen recht op pensioen. Dat was Sijbrandij toen zij begon nog niet duidelijk: “Toen ik mijn contract kreeg, legde mijn manager me uit dat ik officieel student was en geen werknemer, maar dat ik wel een personeelsnummer kreeg. Het klonk voor mij vooral als een bureaucratisch verhaal, pas gaandeweg kwam ik erachter wat nou precies de verschillen zijn. Van veel anderen hoor ik dat het bij hen ook zo is gegaan. Het komt er voor mijn gevoel op neer dat je de ene keer werknemer bent, en de andere keer student, afhankelijk van wat de universiteit beter uitkomt.”
 

Zoek de verschillen

De verschillen in arbeidsvoorwaarden zijn niet mis: een beurspromovendus valt niet onder de cao, bouwt geen pensioen op, ontvangt geen vakantiegeld en dertiende maand, en geniet geen ontslagbescherming. Alles bij elkaar is een beurspromovendus vele duizenden euro’s slechter af dan een werknemerpromovendus; waar de eerste (aldus de Tussentijdse zelfevaluatie) in 2018 2120 euro bruto per maand kreeg (en gedurende het hele traject hetzelfde loon houdt), was dat voor promovendi in dienst volgens de CAO schaal 10 2266 euro (eerste jaar) tot zelfs 2897 euro (vierde jaar). Sijbrandij: “Mijn bruto-inkomen is vijftienduizend euro lager dan dat van een vierdejaars PhD met een werknemerscontract. Dus het is een mooie kostenbesparingsmaatregel voor de universiteit.” 
 
En dat terwijl ze volgens het Manifest ter verbetering van de positie van de promotiestudenten ‘nagenoeg dezelfde werkzaamheden’ uitvoeren als werknemerpromovendi. Allebei dienen ze immers binnen een bepaalde termijn een academisch proefschrift af te ronden. Het idee is dat beurspromovendi hierbij meer vrijheid hebben dan werknemerpromovendi, zowel in onderwerpkeuze als in hoe ze hun werk indelen, maar volgens veel beurspromovendi is dat verschil een wassen neus. Sijbrandij: “Dat is veel meer afhankelijk van op welke afdeling je zit of wie je begeleider is, dan van of je wel of niet werknemer bent.” 
 

Onderwijs geven en ontvangen

Ook dat andere grote verschil in theorie, dat beurspromovendi officieel student zijn, komt volgens Sijbrandij in de praktijk nauwelijks tot uiting. Op de vraag hoe zij het speciaal voor beurspromovendi ontwikkelde onderwijsprogramma, de Career Perspectives Series, heeft ervaren, schiet ze in de lach. Dat programma was in eerste instantie alleen bedoeld voor beurspromovendi, maar werknemerpromovendi mogen het ook gewoon volgen. Dus zat Sijbrandij bij een cursus over ‘career perspectives’ tussen een meerderheid werknemerpromovendi. Geen probleem, vindt zij, maar dan is het niet vol te houden dat dergelijke cursussen (“Dit jaar ben ik misschien bij vijf bijeenkomsten geweest”) het verschil zouden maken tussen een studentstatus en een werknemerstatus. Waarmee ze zeker niet wil beweren dat ze meer onderwijs wil: “Het lijkt me helemaal niet haalbaar of wenselijk om een echt onderwijstraject te volgen, want een PhD vraagt fulltime aandacht.”
 
Een belangrijk verschil met werknemers is dat beurspromovendi volgens hun aanstelling geen onderwijs hoeven te geven; als zij dat wel doen, geldt het als een onderwijservaring voor henzelf. Extra geld krijgen ze er dus ook niet voor, want ze ontvangen een beurs, geen salaris. Toch geven veel beurspromovendi wel onderwijs, want wie verder wil in de academische wereld kan niet zonder leservaring. Ook zijn er verhalen bekend van beurspromovendi die zich gedwongen voelen om onderwijs te geven. Sijbrandij heeft daar zelf geen ervaring mee, maar kent de verhalen zeker. “Dit is voor veel promovendi hun eerste baan, dan is het niet altijd makkelijk om nee te zeggen tegen je supervisor, dat is toch degene die bepaalt wanneer je gaat promoveren. En als jij ziet dat je collega’s het water aan de lippen staat, dan is het nogal wat om te zeggen: sorry, maar het staat niet in mijn contract, dus dat doe ik niet.”
 

Meer promovendi voor minder geld

De in mei 2019 verschenen tussenevaluatie van het experiment beurspromovendi, uitgevoerd door het aan de Universiteit Twente verbonden onderzoeksinstituut CHEPS (Center for Higher Education Policy Studies), kwam tot de enigszins verrassende conclusie ‘dat het experiment niet is ingezet als kostenbesparend middel’. Terwijl de auteurs óók opmerkten: ‘Het kunnen aanstellen van promotiestudenten die goedkoper zijn dan werknemerpromovendi leidt bij gelijkblijvende bekostiging tot meer plaatsen (iets minder dan twee keer zoveel).’ De CHEPS-onderzoekers becijferden – overigens zonder dat cijfer te onderbouwen – dat een beurspromovendus voor de universiteit gemiddeld honderdduizend euro goedkoper is dan een werknemerpromovendus: 140.000 euro in plaats van 240.000. Het idee achter hun paradoxale conclusie: de RUG trok miljoenen extra uit voor het experiment, waardoor het in totaal meer dan voorheen investeert in promotieplaatsen. Een curieuze redenering, vond voorzitter van het Promovendi Netwerk Nederland (PNN), Lucille Mattijssen, in Trouw, want: ‘Dat geld had ook gebruikt kunnen worden om werknemerpromovendi aan te trekken.’ Het PNN had sowieso veel inhoudelijke en methodologische kritiek op de tussenevaluatie, onder meer op de grote invloed die de RUG op de inhoud kon uitoefenen. De minister liet daarom onderzoeken of de tussenevaluatie wel ‘op wetenschappelijk verantwoorde wijze is uitgevoerd’. Deze ‘critical review’ van de tussenevaluatie werd 20 april gepubliceerd, maar tot teleurstelling van het PNN wordt daarin niet ingegaan op hun kritiek over de totstandkoming van de tussenevaluatie. Reden voor het PNN om te reageren: "Tot onze spijt lijkt deze review ons verre van critical."
 

Beurspromovendi moeten niet zeuren

Het toenmalig hoofd van de graduate schools aan de RUG, Lou de Leij, stelde in de Groningse Ukrant expliciet dat beurspromovendi juist blij zouden moeten zijn met het experiment, want zonder het beurzenprogramma waren deze promotieplaatsen er volgens hem niet geweest. Jitske Sijbrandij is het niet met hem eens: “De Leij deed net alsof het een soort liefdadigheid is. Ik heb precies dezelfde vooropleiding als mijn collega’s die wel werknemer zijn en aan het eind van mijn promotietraject worden precies dezelfde eisen gesteld, maar tussenin moet er opeens iets anders gebeuren. Volgens mij klopt dat niet.”
 
Ook de rector van de RUG, Cisca Wijmenga, vond dat beurspromovendi niet zo moeten zeuren. In december 2019 zei zij tegen de Ukrant dat als mensen salaris zo belangrijk vinden, ze maar aan de slag moeten gaan in het bedrijfsleven. Volgens rector Wijmenga is 1800 euro een mooi bedrag: ‘Dat verdient een buschauffeur ook en die moet zijn gezin ervan onderhouden.’ Ook in deze redenering kan beurspromovendus Sijbrandij zich bepaald niet vinden: “Wij willen gewoon hetzelfde loon voor hetzelfde werk. Ik heb dezelfde startkwalificatie, maak hetzelfde eindproduct waar dezelfde eisen aan worden gesteld, en ik doe hetzelfde werk. Dan wil ik ook hetzelfde verdienen. Een vergelijking met buschauffeurs heeft daar niks mee te maken. Bovendien zijn er ook PhD-studenten die een gezin moeten onderhouden.”
 

Geen arbeidsverleden

Het fictief werknemerschap leidt tot vreemde situaties bij UWV, bijvoorbeeld aan het eind van het PhD-traject. Sijbrandij merkte het zelf toen ze een hypotheek wilde gaan aanvragen. Volgens UWV heeft ze de afgelopen jaren namelijk niet gewerkt. “Volgens hun systeem heb ik de afgelopen jaren wel salaris ontvangen, maar heb ik nul uur gewerkt, ik heb geen arbeidsverleden. Ik heb daar de afgelopen weken minstens tien keer over gebeld met UWV. Dat vind ik soms wel frustrerend, dat je niet alleen minder geld krijgt, maar ook nog meer tijd kwijt bent aan het bureaucratische systeem.”
 
Hoe nu verder? Eind 2021 moet de eindevaluatie van het experiment al plaatsvinden. Wat 650 beurspromovendi die in 2020 beginnen nog aan data toevoegen is dan ook zeer de vraag. Toch is de RUG al begonnen met de eerste sollicitatieprocedures voor de nieuwe groep. De faculteiten Rechten en Wijsbegeerte hebben na alle kritiek besloten voorlopig geen beurspromovendi meer aan te stellen. Sijbrandij hoopt dat meer faculteiten dat voorbeeld zullen volgen, en dat tijdrovende rechtszaken niet nodig zullen blijken. “Als alle faculteiten de common decency hebben om ermee te stoppen, dan is dat de schoonste manier om dit experiment te beëindigen. Salaris is ook een vorm van waardering: hoe blij je afdeling of je team ook met je is, je voelt je toch altijd een beetje minder gewaardeerd. Ik gun het die 650 nieuwe promotiestudenten heel erg dat dat gevoel ze bespaard zal blijven.”
 
Door: Nationale Onderwijsgids / Harmen van der Meulen