Normal_kalverboer

In april van dit jaar benoemde de Tweede Kamer Margrite Kalverboer tot de nieuwe Kinderombudsman. De 55-jarige hoogleraar Kind, (Ortho)Pedagogiek en Vreemdelingenrecht is de opvolgster van Marc Dullaert, die vijf jaar geleden de eerste ombudsman werd die speciaal opkomt voor de belangen van kinderen. De Nationale Onderwijsgids sprak met Kalverboer over haar achtergrond, haar doelen, de onafhankelijkheid van de Kinderombudsman en wat zij kan betekenen voor kinderen in Nederland. 

Waarom wilde u Kinderombudsman worden?
“Dat heeft alles te maken met mijn achtergrond. Als 19-jarige trok ik naar Engeland voor een tussenjaar. Ik kreeg toen op een school waar ik vrijwilligerswerk deed te maken met een autistisch kind. Ik dacht meteen: de omgang met zo’n kind kan en moet anders. Ik wist niet direct hoe ik dat moest aanpakken en daarom ben ik Pedagogiek gaan studeren. Later ben ik gepromoveerd. Daarna werkte ik in jeugdinrichtingen en jeugdgevangenissen. Ik merkte toen dat ik weinig kennis had van het hele juridische kader om kinderen echt goed te kunnen helpen. Om die reden ben ik vervolgens Rechten gaan studeren. Pedagogiek en Rechten is een mooie combinatie voor de functie die ik nu vervul. Daarnaast heb ik veel gedaan op het gebied van onderwijs, op het gebied van onderzoek naar kwetsbare kinderen en naar de ontwikkeling van kinderen. Dat zijn tevens gebieden waar je als Kinderombudsman veel mee te maken krijgt.”

“De laatste jaren werkte ik aan de Rijksuniversiteit Groningen als universitair hoofddocent van de afdeling Jeugdzorg van de vakgroep Orthopedagogiek. Op een universiteit zit je erg op afstand. Je doet en schrijft onderzoek en begeleidt promovendi. Je wisselt kennis uit, maar daar staat tegenover dat je weinig bezig bent met implementatie. Ik heb door de jaren heen veel kennis verzameld en dat wil ik graag teruggeven aan de praktijk. Wat betekent mijn onderzoek voor een kind in een bepaalde situatie? Die vraag heeft bij mij altijd heel erg voorop gestaan.”

Bent u voor de functie gevraagd? Of heeft u zelf gesolliciteerd?
“Het is een combinatie geweest. In eerste instantie was ik niet van plan om te solliciteren, omdat ik nog niet wist dat Marc Dullaert weg moest. Op een gegeven moment werd duidelijk dat dat wel het geval was en dat er een nieuwe Kinderombudsman werd gezocht. Vervolgens dacht ik: waarom zou ik dat niet kunnen zijn, wetende dat ik behoorlijk kennis van zaken heb. Er was iemand van de Rijksuniversiteit Groningen die zei dat de onderwijsinstelling me niet kon missen, maar diegene zei ook dat ik de enige geschikte kandidaat voor de vacature was. Ondertussen had ik gehoord dat het instituut Kinderombudsman mij op een lijstje had staan als één van de beoogde kandidaten. Dan vind ik het wel zo sportief om kenbaar te maken dat ik het ambieer.”

Wat zullen de komende jaren uw belangrijkste speerpunten zijn?
“Ik werk heel graag vanuit het Kinderrechtenverdrag. Ik ken het verdrag heel goed. Tijdens mijn wetenschappelijke werk heb ik me gericht op hoe je artikel 3 van het Kinderrechtenverdrag vanuit de pedagogiek zou moeten uitleggen. Artikel 3 gaat over de belangen van kinderen. Het belang van het kind moet het eerste uitgangspunt zijn bij alle besluiten die genomen worden. Voor mij is dat de basis voor mijn werk als Kinderombudsman. Of het nu gaat om de huisvesting, school of de medische behandeling van een kind, wanneer daar een besluit over wordt genomen moet het belang van het kind voorop staan. Het kinderrechtencomité heeft aangegeven hoe je moet vaststellen wat de belangen van kinderen zijn. Daar heb ik zelf imput voor gegeven vanuit mijn wetenschappelijk werk. Het kinderrechtencomité zegt: als je naar de belangen van kinderen kijkt, dan neem je altijd de ontwikkeling van kinderen, het perspectief op korte en lange termijn en de gelijke behandeling van kinderen in overweging. De mening van kinderen is belangrijk en vervolgens geef je daar een passend gewicht aan. Als dat hét uitgangspunt is voor ieder besluit dat genomen wordt, dan is mijn gevoel dat je daarmee een enorme kwaliteitsslag maakt.” 

“Kinderen, in wat voor situatie dan ook, moeten kunnen meedoen aan de Nederlandse samenleving. Ook daar zal ik aandacht aan besteden. Kinderen horen naar een onderwijsvorm te gaan die bij hen past en ze horen niet belemmerd te worden door armoede, het spreken van een andere taal, een handicap of vervoer.”

Hoe zorgt u ervoor dat kinderen daadwerkelijk een stem hebben in de hele besluitvorming?
“Vanaf volgende week ga ik op kinderrechtentour. Ik ga dertig werkbezoeken doen in zes weken. Ik spreek in deze periode onder anderen met kinderen die thuis zitten, jongeren op ROC’s, kinderen die mantelzorger of zelf langdurig ziek zijn en asielzoekers, maar ook met organisaties als scholierenorganisatie het LAKS. Ik zou van die kinderen willen weten wat een Kinderombudsman voor hen zou kunnen betekenen. Dat wil ik inventariseren en afzetten tegen de thema’s die wij al bedacht hebben. Ik zou ook willen weten van kinderen of zij zich kunnen vinden in de plannen van ons. Ik weet uit ervaring dat kinderen andere problemen hebben dan professionals signaleren. Ze dragen andere oplossingen aan en ze verbloemen ook veel. Ik zeg dit omdat ik in mijn tijd in de jeugdinrichting vaak vertelde hoe goed het beleid was. Dat doe je met een hele grote overtuiging, maar het is wel het beeld zoals jij dat het liefst wil zien. Je hebt een soort loyaliteit naar je werkgever. Als je kinderen spreekt, krijg je soms een ander geluid te horen. En dat andere geluid is juist hetgeen ik wil horen. Wij krijgen jaarlijks ongeveer 3000 telefonische klachten binnen over kinderrechtenschennis. Daarvan is er slechts 4 procent direct geuit door kinderen, de rest komt van volwassenen. Het is prima als kinderen door hun ouders vertegenwoordigd worden, maar ik wil het geluid van kinderen zelf horen. Want daar zijn wij voor.”

Hebben kinderen nu een te kleine stem in de besluiten die genomen worden?
“Ja, hun stem is veel te klein. We zijn geneigd voor en over kinderen te beslissen. We hoeven de verantwoordelijkheid niet volledig bij kinderen neer te leggen, maar ze moeten wel kunnen meedenken. Artikel 12 van het Kinderrechtenverdrag zegt dat kinderen hun mening vrij moeten kunnen uiten en vervolgens moet daar een passend gewicht aan worden toegekend. Wij als instituut zijn degenen die wegen wat die mening waard is. Ook de instellingen die besluiten nemen, moeten een passend gewicht toekennen. Dat gebeurt te weinig.”

Heeft u het gevoel dat de Kinderombudsman veel voor kinderen kan doen?
“Dat hoop ik wel. Er zijn mensen die zeggen dat kinderen ook terecht kunnen bij de Kindertelefoon. Dat is waar, maar de Kinderombudsman kan de stem van kinderen meewegen wanneer het instituut een advies uitbrengt aan de politiek. Dat doet de Kinderombudsman gevraagd en ongevraagd. Voorbeeldje: het instituut de Kinderombudsman is nu de kinderrechtentour aan het voorbereiden. Er is onder anderen gesproken met kinderen die te maken hebben met Stichting Leergeld. Er is door één van mijn medewerkers gevraagd: wat missen jullie het meest in het onderwijs? Dan zeggen kinderen: mijn mobieltje. Wij als volwassen zouden nooit zeggen dat kinderen een mobieltje nodig hebben bij het onderwijs. Maar kinderen beargumenteren vervolgens dat in groepsgesprekken op Whatsapp de belangrijkste punten voor een proefwerk worden besproken. Heel veel communicatie over school gaat via de telefoon. Ik had dat zelf niet bedacht.”

U bent de opvolger van Marc Dullaert als Kinderombudsman. Gaat u bepaalde zaken drastisch anders aanpakken dan uw voorganger?
“Ik denk dat ik zojuist een voorbeeld noemde van hetgeen ik anders wil doen. Ik probeer de mening van kinderen te vertalen naar wat wij er als volwassenen mee kunnen doen. Ik heb de afgelopen vijftien jaar het Kinderrechtenverdrag als wetenschapper bestudeerd. Als volwassenen bellen met een klacht, dat vragen wij wat zoon of dochter ervan vindt.”

“Marc Dullaert heeft veel dingen prachtig gedaan en dat ga ik niet veranderen. Met de Kinderombudsman zijn we nu aan het bepalen welk lijn we de komende jaren gaan volgen: hoe kan je vanuit het Kinderrechtenverdrag komen tot verbetering van kwaliteit van zorg en besluitvorming? Dat zal Marc ook zeker gedaan hebben. Ik ben me misschien iets bewuster van de theoretische concepten die erachter liggen.”

Door de decentralisatie van de jeugdzorg in 2015 verschilt het aanbod en budget per gemeente, waardoor kinderen in Nederland mogelijk ongelijke toegang tot die jeugdzorg hebben. Herkent u dit beeld?
“Mijn accent ligt op de besluitvorming in de jeugdzorg en ik vind dat die niet goed is. Men heeft getracht dit systeem zo economisch mogelijk in te richten. Maar omdat het zowel een transitie als bezuiniging was, is het enorm ten koste gegaan van de kwaliteit. Ik kom daarom toch weer terug op hoe je volgens artikel 3 moet vaststellen wat er met een kind aan de hand is. Het Kinderrechtenverdrag geeft precies aan waar je naar moet kijken: naar kwetsbaarheid, naar vaste familiebanden, naar identiteit en wat een besluit op korte en lange termijn betekent. Dat moet gebeuren door een onafhankelijk multidisciplinair team. Wanneer dat gebeurt, krijg je veel meer gelijkheid in de vaststelling van een zorgvraag en vervolgens moet je kijken naar passende hulp.”

Een uitspraak van Marc Dullaert: "Als Kinderombudsman ben ik onafhankelijk, en toch ben ik wel afhankelijk van de Nationale Ombudsman voor mijn voordracht en herbenoeming. Dat is een weeffout in de wet waarover een goede discussie moet komen bij de evaluatie van de wet." Bent u het met Dullaert eens dat de Kinderombudsman niet onafhankelijk genoeg is?
“Ik ben hier volledig onafhankelijk. Ik ben Kinderombudsman en daar heb ik een mandaat op. De Nationale Ombudsman mag mij niet vervangen, maar andersom wel. Hij kan taken aan mij delegeren, maar als ik er niet ben, heeft hij een probleem. Volgens mij is er daardoor wel sprake van een grote onafhankelijkheid. Ik ben nog niet zover dat ik een mening kan vormen over de voordracht en herbenoeming. Als ik straks niet herbenoemd wordt, zeg ik misschien wel hetzelfde als Dullaert. De hele wet Kinderombudsman wordt volgens afspraak geëvalueerd en dat laat ik over aan de mensen die dat gaan doen. Het is echt een juridisch punt. Het kan natuurlijk zijn dat het een weeffout is. Je wordt immers benoemd door de Tweede Kamer en laat diezelfde Kamer eveneens bepalen of je herbenoemd wordt. Uit de wetsevaluatie moet ook blijken of dat nu de meest effectieve oplossing is of dat de Kinderombudsman bijvoorbeeld een eigen bureau zou moeten hebben.”

Er zou een intern organisatiestuk gelekt zijn en daaruit bleek volgens de NOS dat de Kinderombudsman meer intern gericht moet zijn en Van Zutphen het gezicht naar buiten wordt. Gaat het inderdaad zo gebeuren?
“Nee, waarom? Ik ben Kinderombudsman. Op mijn terrein zal hij niet het gezicht worden. Dit instituut is opgericht om kinderen een stem te geven. Ik zoek eerst kinderen op en daarna bespreek ik met de beleidsmaker hoe we alles gaan aanpakken. Vervolgens gaan we naar de politiek en de media en bepalen we hoe we dit publiceren.”

Hoe vindt u de uitvoering van het Kinderrechtenverdrag in Nederland?
“Met de meeste kinderen in Nederland gaat het goed. We hebben een hoog welvaartsniveau. Er zijn ook kinderen – ik heb het dan over de rafelrandjes van de samenleving – die door wet en regelgeving er enorm buiten vallen en beperkt worden in hun ontwikkeling. Of vanwege ouders die niet in het belang van hun kinderen handelen of omdat volwassenen bepaalde handelingen vanuit een economisch perspectief invullen en niet in het belang van kinderen. Aan deze problemen zullen wij de nodige aandacht besteden. Maar vergeet de kinderen die er aan de bovenkant uitvallen niet. Kinderen die heel erg getalenteerd zijn en er daardoor buiten vallen zien hun ontwikkeling beperkt worden. Als ouders niet goed in staat zijn om voor hun kinderen op te komen of de geplande wegen niet goed volgen, krijg je situaties waar rechten van kinderen vaak onvoldoende gewaarborgd zijn. Daar gaan wij de komende tijd ontzettend goed op letten.”

© Nationale Onderwijsgids / Frank Molema