elmer sterken rijksuniversiteit groningen

Volgend jaar bestaat de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) 400 jaar en is daarmee na de Universiteit Leiden de oudste nog bestaande universiteit van Nederland. Destijds, in 1614,  precies twintig jaar nadat er einde was gekomen aan de Spaanse overheersing, ging de universiteit van start met vier faculteiten: Protestantse Godgeleerdheid, Rechten, Geneeskunde en Filosofie. Aan het begin van de Gouden Eeuw telde de universiteit ongeveer honderd studenten, waarvan de helft, net als rector magnificus Ubbo Emmius, uit het buitenland kwam.

Tegenwoordig telt de RUG negen faculteiten, bijna 5.000 werknemers en 28.800 studenten (jaarverslag 2011) en is de jaarlijkse omzet meer dan een half miljard euro. Aan het hoofd van deze op twee na grootste universiteit van Nederland staat macro-econoom Elmer Sterken, die twee jaar geleden het stokje overnam van Frans Zwarts. In een interview met de Nationale Onderwijsgids vertelt Sterken over zijn grootste uitdagingen als bestuurder.

Over het besturen zelf zegt Sterken het volgende: “Ik denk dat het de taak is van bestuurders om een beeld te projecteren van waar je naar toe wilt, een visie te ontvouwen. Bestuurders moeten niet zomaar roepen dat iedereen en bepaalde kant op moet lopen, want dan zet negentig procent de hakken in het zand, of slaat juist links- of rechtsaf, zeker in de academische wereld. Je bent daarom constant bezig met het overtuigen van mensen. Dit is mijn beeld, mijn visie, ga je mee? Als het vervolgens lukt om mensen mee te krijgen, dan geeft dat veel voldoening”.

Rendement
Dat het niet altijd makkelijk is een visie te ontvouwen en die vervolgens ook nog geaccepteerd te krijgen, blijkt wel uit de discussie rond het verhogen van het studiesucces aan de Groningse universiteit. Het verhogen van dat studierendement noemt Sterken als één van zijn grootste uitdagingen, want Groningen liep relatief achter op andere Nederlandse universiteiten bij zijn aantreden. “Groningse studenten deden, kort gezegd, te lang over het halen van hun bullen”.

Er wordt nu nagedacht over de invoering van leergemeenschappen, waarvan het prominente voorbeeld het systeem van jaarklassen is. Het jaarklassen, of cohortenmodel, verplicht studenten gemiddeld een voldoende te staan voor alle vakken in een bepaald studiejaar, voordat ze over mogen naar het volgende studiejaar. De Erasmus Universiteit Rotterdam startte in 2011 met een proef met jaarklassen en zag het studierendement stijgen. “Onderhandelingen over de invoering van jaarklassen verlopen stroef, zowel met de staf als met de studenten”, stelt Sterken. Zo bleek uit een peiling onder studenten van de diverse studentenbesturen in de stad maar liefst negentig procent van de ondervraagden tegen invoering van dit model te zijn. Maar het enthousiasme voor andere vormen van leergemeenschappen is wel groot, zeker onder studenten. De Groninger universiteit richt zich nu in de onderwijsinnovatie vooral op de ontwikkeling van nieuwe vormen van leergemeenschappen.

Sterken vindt het overigens niet terecht dat het systeem van cohorten als 'schools' bestempeld wordt en gelooft in de groepsdynamiek die de invoering teweeg kan brengen. “Het legt ultieme druk op studenten om mee te doen aan het programma. Daarnaast zorgt het ervoor dat je met z'n allen, je klas, je jaar, werkt aan het bereiken van de volgende fase binnen je studie”. Hij kan zich goed voorstellen dat in opleidingen waarin studenten snel willen studeren het cohortensysteem prima kan werken.

Groepsdynamiek is niet het enige argument waarom Sterken een pleitbezorger van jaarklassen is. “Nu worden studenten beoordeeld op afzonderlijke tentamens, terwijl je binnen het jaarklassenmodel aan het eind van het jaar gaat bekijken hoe de hele performance van een student eruit ziet. Presteer je goed genoeg om over te gaan naar het volgende jaar?” Jaarklassen zouden studenten niet alleen elkaar laten stimuleren, maar ook meer bewust maken van hun progressie, of het gebrek daaraan.

Een manier om studiesucces in kaart te brengen is het meten van het bachelor 4-rendement. Hierbij wordt gekeken hoeveel studenten hun bachelor binnen vier jaar halen, nadat zij zich in het tweede jaar opnieuw hebben ingeschreven voor dezelfde studie. Deze laatste voorwaarde wordt toegevoegd om te voorkomen dat studenten die in het eerste jaar uitvallen door bijvoorbeeld een verkeerde studiekeuze of na het eerste jaar doorstromen naar een andere studie, de cijfers vervuilen.

“Dat bachelor 4-rendement is een belangrijke graadmeter voor mij. Tien jaar geleden lag het percentage studenten op 39 procent en dat is nu gestegen naar 64 procent. Dat is een stijging met 25 procentpunt”, zegt Sterken trots. De Groningse rector geeft meteen toe dat dit grotendeels niet zijn verdienste is, maar dat maatregelen als het bindend studie advies, de naijleffecten van de langstudeerboete en de invoering van de 'harde knip', die studenten verplicht eerst hun hele bachelor te halen, voor ze mogen beginnen aan hun master, daar een grote bijdrage aan hebben geleverd.

“Toch is kwaliteitsverbetering ook een belangrijke factor geweest”, aldus Sterken. “De studeerbaarheid van het curriculum is een stuk verbeterd”.

Internationaal
Studierendement en de kwaliteit van het curriculum zijn ook belangrijke factoren in de slag om de internationale student. Die slag noemt Sterken als een tweede grote uitdaging die hij bij zijn aantreden op zijn pad vond. Sterken verwoordt de uitdaging zelf als volgt: “Hoe maak je het onderwijsaanbod zo interessant, dat buitenlandse studenten niet alleen willen komen studeren, maar ook makkelijk kunnen instromen. Dat vergt een structuuraanpassing aan de internationale omgeving”.

De RUG is bijzonder succesvol op dit terrein en ziet het aantal inschrijvingen van buitenlandse studenten als jaren groeien met ongeveer tien procent per jaar. Zo schreven zich zo'n 1.500 studenten en promovendi in voor het huidige studiejaar. Daarbij bleek uit de meest recente Internationale Studenten Barometer, een wereldwijd onderzoek naar tevredenheid onder internationale studenten, dat internationale studenten de Groningse universiteit de beste universiteit van Nederland vinden. Op onderdelen als studieruimtes, bibliotheek en online bibliotheek, ‘virtual learning’, ‘finance office’, verenigingen, advies over studiegerelateerde zaken, onderwijsorganisatie en sportfaciliteiten scoort de RUG het hoogst in Nederland.

Sterken beaamt die bevindingen. “Maar uit enquêtes blijkt dat er nog ontevredenheid bestaat onder internationale studenten over de huisvesting en het eten. Klachten over het eten kan je wellicht makkelijk wat aan doen, door je restaurants anders in te richten”, aldus Sterken. De problematiek rond de huisvesting van de buitenlandse gasten is complexer. “Internationale studenten verwachten vaak na aankomst een sleutel te krijgen van een woning op de campus van de universiteit. In plaats daarvan komen ze terecht in een wat schimmig intermediatiecircuit. Het heeft zodoende ook te maken met het managen van verwachtingen”.

In Groningen vormt studentenhuisvesting een speerpunt in het gemeentelijk beleid, maar nu zowel de gemeente als de woningcorporaties in financieel zwaar weer zitten door de aanhoudende economische crisis en Haags beleid, zou huisvesting van internationale en Nederlandse studenten wel eens een hoofdpijndossier kunnen worden voor de rector magnificus. “Misschien dat we als universiteit meer moeten gaan doen op het gebied van huisvesting”, zegt Sterken, al laat hij in het midden of er al concrete plannen in die richting zijn.

Sterken ziet dat er om de slag om de internationale student nauwelijks sprake is van concurrentie. “Alle Nederlandse universiteiten zijn goed. Alle twaalf staan ze in de top tweehonderd van de Times Higher Education Ranking. Groningen staat op een mooie 89ste plaats overigens”, zegt Sterken niet zonder trots. “Er is dus nauwelijks sprake van een significant kwaliteitsverschil. Onze concurrentie zit geografisch wat verder weg, maar ook in Europa doen we goed mee. De vraag is eigenlijk: hoe concurreren we op wereldniveau? Dat doen we al best goed, al zouden we beter moeten laten zien welke kwaliteit we hier in Groningen bieden”.

Dwarsverbanden
In zijn maiden speech pleitte Sterken voor het creëren van dwarsverbanden en synergie tussen de verschillende wetenschappelijke disciplines. Hij wilde die dwarsverbanden 'energiek en bewust' gaan creëren. De universiteit krijgt echter te maken met allerlei Haagse bezuinigingen. Zo wordt de RUG gekort op het onderzoeksbudget. Lukt het dan nog wel deze dwarsverbanden gestalte te geven? Die samenwerking vorm te geven?

“Dat is heel lastig”, geeft Sterken toe. “Die samenwerking heeft vooral betrekking op het onderzoek. We hebben hier in Groningen gekozen voor drie maatschappelijke thema's waar we aan willen bijdragen als universiteit, namelijk healthy ageing, energy en sustainable society. Het zijn drie aandachtsgebieden met duidelijke wortels in het onderwijs. Je wilt ook studenten trekken die hier een bijdrage aan kunnen leveren”.

“Maar primair is onderzoek aangewezen als aanvliegroute bij de keuze voor de dwarsverbanden. Maar die onderzoekssamenwerking moet kunnen resulteren in onderwijssamenwerking. Zeker als je denkt over onderzoeksgedreven onderwijs, dan is dat de logische volgorde binnen een universiteit en eigenlijk een natuurlijk proces”.

“De vraag is dan hoeveel gelegenheid je krijgt om te werken aan die dwarsverbanden, die thema's, en dat is steeds moeilijker aan het worden. De budgetten lopen terug”, vervolgt Sterken, “Onderzoeksfunding en de bekostiging per student loopt al jaren terug. Je ziet steeds meer dat er druk komt om externe financiering te zoeken. Zeker bij de maatschappelijke thema's kijken we meer en meer naar Brussel of we daar kunnen meedoen aan het Grand Challenges-programma van de Europese Unie. We proberen een deel van die 70 miljard euro naar Groningen te halen en dat valt of staat met goede onderzoekers die die subsidie binnen kunnen halen”.

Aardbeving
Eén van de thema's waar in Groningen voor gekozen is, kwam recent onder druk te staan. Door gaswinning in de provincie ontstaan regelmatig kleine aardbevingen die in de loop der jaren steeds sterker dreigen te worden. Voor het thema energie is de RUG in belangrijke mate afhankelijk van financiering door de Gasunie, de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) en GasTerra, die verantwoordelijk zijn voor de gaswinning en – distributie. Vreest Sterken niet dat een zware beving het fundament onder dit dwarsverband zal wegslaan?

“Nee, dat denk ik zeker niet”, zegt Sterken. “Het thema is duidelijk gekozen vanwege de gaswinning in de regio en de rol die Groningen speelt in de distributie van gas in Noordwest-Europa. Een deel van onze energietak focust ook op de rol die aardgas kan spelen bij de transitie van fossiele brandstoffen naar meer duurzame energievormen, maar we besteden bijvoorbeeld ook een deel van ons onderzoeksbudget in het ontwikkelen van nieuwe materialen. Dat gaat gewoon door”.

“Zo wordt er onderzoek verricht naar de mogelijkheid om energie te winnen uit de druk die iemand uitoefent op een stoeptegel door er op te gaan staan. Maar denk ook aan organische zonnecellen die je in coatings kunt verwerken. Dat onderzoek zal gewoon doorgaan en is veel minder afhankelijk van de directe funding door bijvoorbeeld de Gasunie”.

Sterken ziet zelfs mogelijkheden voor de sociale wetenschappen om een bijdrage te leveren aan de discussie over gaswinning in het Noorden. “In hoeverre wordt de sociale cohesie verstoord door de gaswinning en de gevolgen ervan? De regio wordt al geplaagd door krimp. Wat is de economische waarde en hoe verhoudt die zich tot de economische schade? Het zijn vraagstukken waar wij binnen de universiteit mee aan de slag kunnen”.

Sterren
In toenemende mate wordt wetenschappelijk onderzoek gewaardeerd op nut in plaats van nieuwsgierigheid. Vanuit de politiek wordt die tendens onderschreven met het instellen van het topsectorenbeleid, waarin overheid, bedrijfsleven, universiteiten en onderzoekscentra samen werken aan kennis en innovatie. De universiteit is daarnaast in toenemende mate afhankelijk van private financiering vanuit het bedrijfsleven. Sterken wil zich blijvend inzetten voor, zoals hij het noemt, 'nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek'.

“Dit onderzoek bepaalt ten dele het succes van een universiteit maar je ziet vaak pas over veertig of vijftig jaar in waar het allemaal goed voor is geweest. Of zoals Robbert Dijkgraaf het noemt, het gaat binnen deze vorm van onderzoek om het nut van nutteloze kennis. Ik maak me wel eens zorgen of we in de toekomst ruimte houden voor dit nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek. Voor deze component heb je echt publieke financiering nodig”.

Ziet Sterken het ook als zijn taak als rector magnificus om hier draagvlak voor te creëren? Hij antwoordt met een eenduidig 'ja' en vervolgt: “Een mooi voorbeeld vind ik altijd onze sterrenkundigen. Die voeren echt nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek uit, wat zich lastig laat vertalen in directe contacten met maatschappelijke velden of bedrijven. Maar ze kunnen er prachtig over vertellen en zeer goed duidelijk maken waar het allemaal goed voor is”.

“Als je onderzoek verricht met public funding, dan is het vervolgens ook je taak om dat publiek te informeren over wat er met dat geld gebeurd is. Dat kan door op tv te komen, maar ook via Studium Generale, een conferentie of lezing. Dat doen onze sterrenkundigen perfect”.

© Nationale Onderwijsgids / Arend Jan Wonink